In gesprek met de palliatieve patiënt.

We spreken over een palliatieve patiënt als de behandelingen niet aanslaan en de ziekte ongeneeslijk blijkt. (palliatievezorg, z.j.). De patiënt krijgt dan vaak te horen : “We kunnen niets meer voor u doen”. Voor de patiënt is het wellicht een klap in het gezicht. Ook al komt het niet uit de lucht vallen, vaak wordt dit wel zo ervaren.

Duidelijk mag zijn dat “We kunnen niets meer voor u doen” een aanpassing behoefd, “We kunnen u niet beter maken, u bent ongeneselijk ziek.” Want dat we niets meer kunnen doen zou niet aan de orde mogen zijn, de zorg houdt namelijk na het slecht nieuws gesprek niet op.

Als je hoort dat je ongeneselijk ziek bent gebeurt er het nodige met je. Een gemeenschappelijke deler is vaak de vraag wat je nu allemaal te wachten staat. Wat meestal later komt is wat je eigenlijk zou willen. Er valt er veel te bespreken over behandelmogelijkheden, de prognose, over de vraag waar te sterven, over de gewenste hulp, enzovoorts(palliatievezorg, z.j.). Een patiënt kan pas goede keuzes maken als hij geïnformeerd is over de verschillende mogelijkheden.  Echter blijkt communicatie in de laatste levensfase niet altijd even makkelijk, wat moet je eigenlijk zeggen, hoe pak je het aan? Het antwoord hierop is zeker niet zwart wit. De ene mens is immers de andere niet .

Het is van belang om open en eerlijk te gaan verkennen wat de patiënt wel en wat hij niet (meer) wil. Dit geeft de hem of haar de kans om de regie zo veel mogelijk in eigen hand te houden. Er kunnen verwachtingen worden uitgesproken, wat misverstanden helpt voorkomen.

Het gaat in dit gesprek primair om de wensen en verwachtingen van de patiënt over diens naderend levenseinde. Waar is de patiënt bang voor? Wat wil de patiënt nog bereiken? Wat heeft de patiënt ervoor over? (The en Linssen, 2008). Echter is het van belang te beseffen dat wensen kunnen veranderen, juist in de laatste levensfase. 

Goede communicatie kan het gemoed opluchten, en daarmee een wezenlijke, positieve bijdrage leveren aan de ervaren kwaliteit van leven. Maar ieder mens is anders. Er kunnen grote verschillen bestaan in de behoefte aan praten over het gemoed. Wie altijd een binnenvetter is geweest, zal in de laatste levensfase niet zomaar veranderen.

Angst is veel voorkomend in de laatste levensfase. Bijvoorbeeld de angst om over de dood te praten, of voor de manier waarop het sterven gaat, angst voor ‘daarna’. Mensen hebben er soms allerlei gruwelijke beelden bij, de angst en ook de onzekerheid spelen hierbij een cruciale rol. Je kunt de patiënt helpen door helderheid te geven en de feiten op een rij te zetten. Dit kan een geruststellende invloed hebben (KNMG,2012)

Gekeken naar de verpleegkundige rollen, de canmeds-rollen (Merwijk, 2012), kunnen we duidelijke linken leggen wat de verpleegkundige kan betekenen.

Ten eerste als we kijken naar de rol van communicator, het vermogen zich in te leven in de patiënt en diens naaste, de juiste gesprekstechnieken kunnen toepassen, vaktaal omzetten in gebruikelijke taal en zo zijn er nog meer te noemen. Ook de rol van samenwerkingspartner waarin kennis van de ketens, wet en regelgeving en multidisciplinair  samenwerking plaats kan vinden. Daarnaast hebben we de rol van de reflectieve 'EBP'-professional, waarin ethische, morele en zingevingsvraagstukken centraal staan.

Volgens minister Schippers zouden naast artsen en psychologen ook verpleegkundigen de nieuwe functie van stervenshulpverlener kunnen vervullen. Dit omdat zij ervaring hebben met existentiële en psychosociale problematiek en met begeleiding bij het levenseinde. Om dit beroep uit te kunnen oefenen, zouden verpleegkundigen een nog te ontwikkelen opleiding moeten volgen.

Robert Schurink, directeur van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE), verwacht dat het vooral verpleegkundigen zullen zijn die het beroep van

stervenshulpverlener zullen gaan uitoefenen. ‘Een arts moet misschien betrokken zijn om de wilsbekwaamheid van de patiënt te beoordelen en het dodelijke middel voor te schrijven, maar ik heb het idee dat zo’n opleiding tot stervenshulpbegeleider eerder bij de verpleegkundige past’, aldus Schurink. (Nursing, 2016).

In een gesprek met een palliatieve patiënt kan meer besproken worden dan in voortgaande jaren is gebeurd. Ook al lijkt het moeilijk, het in gesprek gaan met de palliatieve patiënt is een noodzaak. Door het krijgen van informatie en het praten over, kan de patiënt eigen keuzes maken die passend zijn voor hem of haar. Bij ieder leven hoort ook een waardig einde

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb