Complementaire Zorg.

van gevoel naar integratie in de dagelijkse praktijk.

Beschouwing geschreven door Corine van de Ven

 Complementaire zorg betekent letterlijk “aanvullende zorg” en is een term die steeds vaker benoemd wordt binnen het zorgberoep (kanker, z.j.). In 1996 is de term ‘complementaire zorg’ binnen het verpleegkundige beroep in Nederland geïntroduceerd door Drs. Astrid Noorden (complementair.venvn,2015). Zij deed onderzoek naar het toepassen van deze zorgvormen door Nederlandse verpleegkundigen. Noorden formuleerde een definitie van het begrip ‘complementaire zorg interventie’. Deze definitie wordt in Nederland veel gebruikt om het begrip ‘complementaire zorg’ helder te krijgen:

‘Complementaire zorginterventies zijn die verpleegkundige interventies binnen het verpleegkundig proces en de verpleegkundige praktijk, die toegepast worden op basis van natuurlijke therapieën om het zelfhelend vermogen van de patiënt te ondersteunen, stimuleren of activeren en waarbij de zorg betrekking heeft op de mentale, emotionele, lichamelijke, spirituele en sociale behoeften van de patiënt, zodat deze een staat van welbevinden kan (her-) winnen’ (Kerkhof-Knapp Hayes, 2013).

Deze definitie brengt je bijna vanzelfsprekend op de vraag wat dit praktisch inhoudt.

Complementaire zorg is geen vervanger van de gangbare medische zorg, maar het voegt iets toe. De ‘zorgproffesionals’ aan het bed hebben de basis gelegd van complementaire zorg. Door op zoek te gaan naar meer comfort middels massage, ontspanningsoefeningen en zintuigbeleving werd het volgende bereikt: Patiënten die met minder angst en minder pijn, meer ontspannen en met meer rust hun ziekte of behandeling konden doorstaan (Kerkhof-Knapp Hayes, 2013).

Deze toevoeging kan een bijdrage leveren aan het herstel en welbevinden van de patiënt. Invulling hiervan is veelal gericht op het benutten van de zintuigen, uitend in zorgvormen die de gangbare zorg aanvullen op manieren die veelal uit de natuur komen (Busch, huisman, hupkens en visser,2017).

Er wordt onder andere gewerkt met etherische oliën, aromazorg, massage- en ontspanningstechnieken en aquazorg. Al deze toepassingen hebben als doel bij te dragen aan het welbevinden (Versteegde , verboeket enteunissen, 2015), maar hebben een eigen toepassingsgebied.

Om een wat beter beeld te krijgen op complementaire zorgvormen staan er hieronder enkele uitgelicht.

Aromazorg  Kan invloed hebben op alle niveaus van ons welzijn. De meeste etherische oliën zijn antibacterieel en antiseptisch. Deze eigenschappen maken de olie (mits juist gebruikt) vaak ook  geschikt bij infecties zoals bijvoorbeeld een  verkoudheid of bij huidinfecties. Ook hebben veel etherische oliën huid en slijmvliezen verzorgende en herstellende eigenschappen. Dit maakt ze geschikt om in te zetten bij wondjes en/of huidproblemen (Busch, de graeff, hupkens, kuijper, visser en dawling, 2010).

Massage  Is al zo oud als de mensheid bestaat. In de zorg is aanraking vooral gericht op functionaliteit: we wassen, verbinden en verzorgen. Deze aanraking omzetten in massage kan helpen ontspannen, om tot rust te komen. Pijnlijke plekken, stijve gewrichten of verkrampte spieren kunnen verlicht worden. Massage bevordert de lymfestroom en de veneuze circulatie, wat invloed heeft op afname van de spierspanning, stress en angst (Busch et al., 2010)

Een wat minder bekende zorgtechniek is de aquazorg. Een voetbad of een koel kompres zijn simpele interventies, maar aquazorg biedt veel meer. Een koele buikwassing bij obstipatie of een koolzuurbad bij doorbloedingsstoornissen zijn voorbeelden van. Water is een veel effectievere geleider van temperatuur dan lucht. Verder is het zo dat het werken met water relatief eenvoudig, goedkoop en effectief blijkt (Busch et al., 2010).

Complementaire zorg kan dus op vele manieren worden ingezet, echter behoeft het toepassen ervan op de juiste wijze gebeuren. Naast het volgen van een scholing en het afnemen van een anamnese is het zaak van hart én hoofd; je moet kennis bezitten om het verantwoord en met kwaliteit toe te kunnen passen (Kerkhof-Knapp Hayes, 2013).

De indruk bestaat echter dat er weinig wetenschappelijk bewijs is betreffende de effecten van complementaire werkvormen. Dit blijkt niet het geval, echter kennen de meeste onderzoeken methodologische beperkingen. Vaak worden er verschillende interventies gecombineerd. Hierdoor valt niet vast te stellen wat de bijdrage is van elk van de verschillende methoden. Daarnaast is de complementaire zorg vaak een aanvulling op een bestaande behandeling (Kerkhof-Knapp Hayes, 2013).

Inmiddels biedt 92% van de ziekenhuizen één of meerdere vormen van complementaire zorg aan (Bush et al, 2015). Dit geeft aan dat complementaire zorg de kinderschoenen is ontgroeid.

Dat complementaire zorg  als “baat het niet dan schaadt het niet” of wellicht als ietwat “zweverig” gezien wordt, blijkt door theoretisch onderbouwing onderuit gehaald te zijn (Busch et al., 2010). Vooral de ouderenzorg en de palliatieve en terminale zorg hebben de complementaire zorg omarmd. Het verlichten van klachten is het hoofddoel van de zorgverlening. Zou het nu dan de tijd zijn om de complementaire zorg volledig in te bedden in de dagelijkse zorg?